dinsdag 29 december 2015

Ik. Hou. Van. Jou.


“Ik wil mijn moeder niet meer zien.” Ze laat een stilte vallen. “Ze was altijd aan het stoken tussen mijn zus en mij. Altijd jaloers. Als ik ruzie met haar had liep ze te slijmen bij mijn zus. Of andersom. Die eeuwige strijd ben ik meer dan zat.”
“Wat rot voor je. En nu? Heeft het je rust gegeven?” Vraag ik voorzichtig.
“Mwah, soms wel. Soms niet. Mijn zus is voortdurend nerveus en zegt dat ik het goed moet maken. Mijn moeder hangt het slachtoffer uit. Maar ja, als ik ze samen gearmd over de markt zie lopen steekt het mij wel. Dan wil ik daar ook bij horen.”
Mijn gedachten gaan naar mijn eigen moeder. Ik hoef niet te wensen of ik ergens bij mag horen. Ik vraag mij dat überhaupt nooit af. Het is een feit dat ik er bij hoor. Plots raak ik overspoeld door liefde voor mijn moeder.

Hoe vaak zeggen we dat we van elkaar houden. Dat we trots zijn op wat we doen en voor elkaar betekenen? Misschien zeggen we het wel maar bereiken de woorden ons niet echt. Door de dagelijkse beslommeringen, haast en afspraken zijn het vier vluchtige woordjes geworden:
Ik. Hou. Van. Jou. Woordjes die niet altijd verwoorden wat ik bedoel of voel.

Want ik, jouw dochter, voel zoveel meer voor jou. Ik ben zo trots dat jij mijn mama bent. Hoe jij mij en mijn zussen hebt grootgebracht. Altijd vol energie. In het teken van ons. Je behandelt ons altijd gelijk. Je bent trots op ons als individu. Bemiddelde en begeleide. Nu nog. Je trekt niemand voor. Stookt nooit de een tegen de ander op. Sinds je moeder werd van drie pinnige lieve meisjes heb jij zo gehandeld. Dat zorgt er mede voor dat wij nu, vijfendertig jaar later, nog steeds elkaars grootste vriendinnen zijn.  Geen strijd. Geen jaloezie. Geen achterdocht. Enkel liefde, trouw en vriendschap voor elkaar. En jij, lieve mama, bent ons middelpunt, de kern van alles!

“Vrienden kies je, familie niet. Gelukkig maar. Dan maar geen moeder en zus in mijn leven.” Ze zegt het dapper maar ik voel haar pijn.
“Misschien moet je je moeder en zus een sms’je sturen dat je ze mist, dat je van ze houdt?” Opper ik voorzichtig.
“Wie? Ik? Echt niet! Laat hun maar over de brug komen! Ik ben er klaar mee.” Het vuur spuwt uit haar ogen. Ze is kwaad. Boos. Maar voelt zich vooral in de steek gelaten.

Een leven zonder moeder of zussen. Ik kan het mij niet voorstellen. Vrienden zijn mij dierbaar maar een leven zonder familie voelt bijna geamputeerd. Alsof je identiteit is verdwenen. Mijn gedachten gaan naar mensen zonder familie. Zo aan het einde van het jaar ben ik altijd wat weemoedig. Ik denk aan ouders  die hun kind verloren, verscheurd door verdriet na de aanslagen in Parijs. Aan vluchtelingen die hun dierbaren gezinsleden achter hebben moeten laten. Gebeurtenissen uit 2015 in een notendop. Hoe graag zouden zij die woordjes nog eenmaal willen zeggen?

Ik pak mijn telefoon en maak een sms’je voor mijn zussen en mijn moeder. Met mijn volledige aandacht type ik vier woorden:
Ik. Hou. Van. Jou.
Ik druk op verzenden. Ik stuur ze mijn liefde. Niet vluchtig, niet gehaast. Ik hoop dat ze mijn liefde voelen. Stiekem wens ik dat ook deze verdrietige vrouw haar moeder weer in haar armen zal sluiten. Vergeef en heb lief. Wie weet in het nieuwe jaar…..

vrijdag 25 december 2015

Met kerst gaat niemand dood.....


Haar blauwe oogschaduw rijkt vrolijk tot aan haar wenkbrauwen. De lippenstift is iets te donker en haar wangen zijn te bleek. Haar hartje klopt maar de slagen zijn te traag en raken langzaam uitgedoofd. Maar ze is er bij en dat is wat telt.
“Pas op oma, het is een hoge afstap.” Ik pak haar onder haar oksel en begeleid haar naar haar stoel. Ze daalt met een zuchtje neer. Ze hijgt even diep, herpakt zichzelf en kijkt met een glimlach op.
“Zo, ik ben er!” De royale kerstversieringen aan de wand vallen haar direct op.

“Ooh wat prachtig….,”zegt ze zachtjes. “Wat een werk voor het personeel om het hier zo mooi te versieren voor ons!”
We bestellen koffie. Met taart. Het is tenslotte kerst. De uren verstrijken. Ze geniet van haar dochter aan haar zijde, haar drie kleindochters om haar heen en de achterkleinkinderen die voor vrolijk geklets en grappige anekdotes zorgen. Ze neemt kleine hapjes van haar taartje, voorzichtige slokjes van haar wijn. Het is allemaal minimaal maar ze is er bij. Dat is wat telt. Dat is wat wij allemaal voelen. Hier op eerste kerstdag in een restaurantje. De laatste keer samenzijn met de hele familie. Oma gaat dood, maar niet vandaag. Vandaag is het kerst. Dan worden er mensen geboren. Met kerst gaat niemand dood.

"Vindt u het fijn dat u er bij bent oma? Of is het te vermoeiend?” Vraag ik haar zachtjes wanneer ik even naast haar zit.
“Och nee kind, ik geniet! Ik vind dit helemaal niet vermoeiend.” Toch verraadt de blauwe kring om haar mond en haar witte neusje haar. Het geeft niet. Haar broze lijfje laat steken vallen maar dat doet er niet meer toe. Ze is er bij. Daar gaat het om.

"Laten we met elkaar proosten,” neem ik het woord. “Op oma! Op uw leven!” We heffen het glas. De glazen wijn en flesjes Fristi klinken tegen elkaar aan. Vier generaties brengen een toast uit op de liefde voor elkaar.


“Pooooost,” zegt jongste achterkleinkind Thirza stralend. “Poooost Oma Janny!” Gevolgd door een grote lach.

Ze moest eens weten wat wij allemaal al weten. Dit is oma’s laatste kerst. Volgend jaar zitten wij hier met een generatie minder. Volgend jaar is mijn eigen moeder waarschijnlijk de oudste ‘oma’ van de familie. Een gevoel van weemoed overvalt mij.

En zo zit ik hier. Met mijn vrolijke kerstmuts op mijn hoofd maar met het besef van de vergankelijkheid van het leven op de achtergrond. Vandaag vieren we dat Jezus is geboren, dat de kerstman bestaat en oma nog lang niet doodgaat. Bijna te mooi om waar te zijn. Een sprookje…maar dan één die echt bestaat. Want vandaag is het kerst en met kerst gaat niemand dood.

maandag 21 december 2015

Babydokter

“Leuk! Leuk! Thirza babydokter toe!” Mijn nichtje rent voor mij uit met tussendoor een klein huppeltje zoals alleen twee jarige peutertjes dat kunnen. 
“Mee! Lala ook babydokter toe!” Blèrt ze over het parkeerterrein. Ik kan een glimlach niet onderdrukken na zoveel enthousiasme. Nog steeds spreekt ze mijn naam uit als Lala. Ik til haar in de rondte en plant een dikke kus op haar voorhoofdje.

“Thirza jurk uit! Luier uit niet!” Zegt ze dwingend als ze op het aankleedkussen van de consultatie arts zit. Thirza wordt gemeten en gewogen. Haar oogjes, oortjes en loopje worden bekeken. Ze krijgt kleine peuter opdrachtjes en bouwt trots een toren. “Meer! Meer!” zegt ze als de blokjes op zijn. Ze vertelt welke dieren ze in het boekje ziet en wijst bij pop de voetjes, handjes, oortjes en oogjes aan. Ze slooft zich lekker uit. Ze maakt de riedel die ze al kent nog even af met de ‘lenkbauwe” boven de ogen.
Mijn gedachten gaan naar de ouders van kleine blonde Britt. Ook zij zitten vandaag bij de dokter. Niet bij de babydokter maar bij de kinderarts in het Sophia Kinderziekenhuis. Britt bouwt geen toren. Britt wijst de wenkbrauwen van pop niet aan en gilt zeker niet om ‘meer, meer’. Britt wordt ook gemeten en gewogen. Niet om te kijken of zij net als Thirza netjes de curve volgt maar om te kijken hoe hoog de chemo dosis moet zijn. Britt is vijf jaar oud en heeft leukemie.


“Ze is een heerlijk meisje. Kerngezond en keurig op schema,“ zegt de arts.
‘Tja, dat was Britt waarschijnlijk ook.’ Schiet er door mijn hoofd. Er wordt een nieuwe afspraak gemaakt voor over een jaar. Direct denk ik aan de ouders van Britt. Zij maken straks geen afspraak voor volgend jaar maar waarschijnlijk voor morgen… en overmorgen…en de dag daarna. Er zal met spoed gehandeld en behandeld moeten worden.  

“Kleren aan, Thirza ijsje!” Roept ze bijdehand terwijl ze haar sokjes in de lucht houdt.
“Tja, ik had het beloofd. Daar kom ik niet onderuit,”grinnik ik. Even later zitten we in een restaurant aan een lekkere ijscoupe. Ik scrol door mijn Facebook pagina terwijl Thirza grote happen van haar ijsje neemt. Ik lees dat Britt zal starten met chemo maar dat ook haar hoofdje bestraald zal moeten worden. Wat zullen haar ouders gaan doen na deze ochtend? Kruipen ze huilend, woedend, bang tegen elkaar aan? Of slepen ze hun gezin mee naar de Efteling om nog even de zorgen te vergeten aan de vooravond van de behandelingen van hun dochter? Of eten ze net als wij een ijsje in een restaurant terwijl ze uit angst, onder tafel, stiekem elkaars hand fijn knijpen?

“Lala. Is zellig!” Zegt Thirza terwijl ze onder het ijs zit en haar vingertjes af likt.
“Ja lieverd, ik vond het ook reuze gezellig!” Ik ben mij bewust van de enorme contrasten tussen deze meisjes. Gezond versus ziek. Onbezorgd versus doodsangst. Gezellig versus afgrijselijk.

“Babydokter ook zellig. Thirza goed.” Zegt ze stralend voordat ze haar laatste hap vakkundig naar binnen werkt.
“Ja,” zegt ik zachtjes, terwijl ik een diepe zucht niet kan bedwingen.

“Met dit kleine meisje gaat het godzijdank goed. Hopelijk geldt dat voor Britt binnenkort ook!”


dinsdag 15 december 2015

Nieuwe kansen

De pagina is leeg. Ik sla hem om. Ook leeg. De pagina daarna vervolgens ook. Ik heb een half uur de tijd genomen om mijn nieuwe agenda in te vullen. Week na week vul ik niks in. Hooguit wat verjaardagen. Ik teken een konijntje bij Pasen. Een vliegtuig wanneer ik met mijn vriendin op reis ga. “Wat zal het komende jaar mij allemaal gaan brengen? Wat staat er te gebeuren?” Vraag ik mij zachtjes af. Ik blader door van mei naar juni. Ook leeg.

Zal oma dan nog leven? Ze ligt op de palliatieve afdeling. Toch houdt ze zich kranig. Zal ze het voorjaar nog meemaken? De groene blaadjes aan de bomen en de eerste zonnestralen die haar gezichtje verwarmen? Of is oma tegen die tijd gecremeerd en houden alleen de herinneringen haar nog levend? Een foto op mijn dressoir. Haar glimlach in een lijstje.

Terwijl ik hier zo zit, aan tafel met die lege agenda, word ik mij bewust van alle uitdagingen die hier voor mij liggen. Dagen vol mogelijkheden, weken vol kansen en dromen die ik in vervulling kan laten gaan. Toch die studie oppakken of die gewenste cursus voor mijn vrijwilligerswerk? Mijn columns laten bundelen? Terwijl ik door blader naar juli vraag ik mij af wat de zomermaanden mij zullen brengen. 

We willen voor enkele weken naar het zuiden van Europa. De Italiaanse sferen opsnuiven en de gouden gloed omarmen. Ik hoop dat een lang gekoesterde reiswens uit zal komen: Fietsen bij Cinque Terre. Zal mijn lijf het nu wel aankunnen? Of zal de geschiedenis zich herhalen en lichamelijk ongemak roet in het eten gooien?

Ik pak mijn pen en noteer op zomaar een dag in juli: ‘Hoe gaat het met mij? Met mijn gezondheid? Waar bevind oma zich nu?’ Ik moet gniffelen om de tekst aan mijzelf. 
Ik blader door naar 1 september 2016 en schrijf: ‘Zijn de Italiaanse plannen doorgegaan? Wezen fietsen bij Cinque Terre?’ Zo vervolg ik mijn half uur. Ik noteer kleine berichtjes aan mijzelf. Niet omdat ik mij strikt wil houden aan de plannen die ik heb maar soms is het fijn om terug te kijken en te beseffen: ‘Gelukkig wist ik toen nog niet wat mij te wachten stond.’

Nog mooier is het om volgend jaar zomer te kunnen vieren dat mijn dromen zijn uitgekomen. Na jaren wensen ingeleverd te hebben, is er eindelijk een tijd aangebroken dat ik weer kan en durf te wensen. Ik kijk uit naar het nieuwe jaar vol kansen en vertrouw weer op mijn lichaam! 
Kom maar op met die lege pagina’s in mijn agenda. Ik vul ze allemaal! 


vrijdag 11 december 2015

Het paradijsje

“Oohhh ze is zo’n dotje, moet je eens kijken.” Er wordt een telefoon onder haar neus geduwd.
“Jeetje! Wat guitig! Enig! Hoe oud is je kleindochter nu?” Vraagt de brunette op overdreven hoge toon.
“Wel, je zou het niet zeggen maar ze is nog maar vijf maanden. Wat kijkt ze wijs he? Ze kan ook al zo veel voor haar leeftijd. Ik heb voortdurend oogcontact met haar!”zegt de oudste dame met keurig geblondeerde en geföhnde haren bekakt.

De tram nadert een bocht en de dame bergt snel haar telefoon op in haar tas. 
Zodra de tram de bocht om gaat is de andere dame aan zet. Ook zij rommelt in haar tas, tovert een telefoon tevoorschijn en zoekt iets op.
“Kijk. Mijn oudste kleinzonen. Beiden fervent hockey speler. Boudewijn speelt trombone en Ludio viool. Ze gaan zo onvoorstelbaar behendig om met al die moderne zaken als Ipads en smartphones! Ze hebben mij geleerd hoe ik moet whats appen en ik heb nu zelfs een Bijenkorf App. Heeft Boudewijn er op gezet.”

Ik grinnik. Ik krijg de neiging om mijn mond in een zure grimas te trekken en haar stiekem na te doen. De naam ‘Boudewijn’ klinkt gruwelijk zoals zij hem uitspreekt. Ik kijk naar mijzelf in de ruit van de tram en maak onopvallend ‘de Boudewijn beweging’. Ik glimlach stiekem. Nee, ik slaag er niet in. Zij kunnen het veel beter. Zo zit ik een half uurtje in de tram terwijl ik de dames stiekem afluister. Ik geniet van top tot teen, een avondje carré is er niks bij!

En toch…toch is het ook een beetje dubbel. Want door de opschepperij over hun kleinkinderen vraag ik mij af welke foto ik later bij een ander onder de neus zal duwen. Wat is voor mij belangrijker, groter en bijzonder terwijl het voor een ander misschien niets voorstelt?  Ik heb geen kinderen, laat staan kinderen met buitensporige prestaties zoals Boudewijn en Ludio. Ik heb geen huisdieren met unieke kunstjes. 

Er verschijnt een glimlach op mijn gezicht. Natuurlijk! Ons huisje! Ons kleine mini huisje op de Heuvelrug. Vorig jaar aangeschaft. Midden in de bossen. Omringd door wilde paarden, hertjes, konijnen en Schotse hooglanders. Alle soorten vogeltjes en nestjes in de tuin. Bloemen en planten in overvloed.
Ons paradijsje.  

Als het even lukt gaan we er wekelijks minimaal een nachtje naartoe. Niet met een bepaald doel voor ogen. Niet om mensen te ontvangen, wild te stappen of om werk in te halen maar juist om niks te moeten. Even niks. Even samen. Of juist lekker alleen. Geen verplichtingen, ook niet naar elkaar. De dag beginnen zonder plannen. Tuinieren, schrijven, tennissen, fietsen, uit eten of uren met een goed boek op een zonnig terras aan de Neder Rijn. Wandelingen door de besneeuwde bossen in de wintermaanden. Graszaad uitstrooiend in het voorjaar. Daar op de Heuvelrug ben ik mij meer bewust van de seizoenen dan ooit tevoren.

“We kijken er zo naar uit dat hij groter wordt. Dan krijgt hij een appartementje van ons in zijn studiestad. We hopen hem mee te nemen naar verre stedentrips want hij houdt nu al van culturele reizen.“ De geblondeerde, geföhnde dame rommelt weer in haar tasje. 
“Kijk, deze stedentrip hebben we in de planning.” Ze laat de brunette een folder zien. De‘aah’s' en ‘ooh’s’ zijn door de hele tram te horen.

Zij dromen van groot, groter, grootst. Uniek, unieker, uniekst. 

Ik heb geen grote dromen. Ik heb geen verre stedentrips of chique plannen nodig. Laat mij maar letterlijk dromen in mijn piepkleine huisje. Daar ergens op de heuvelrug. Als ik over dertig jaar net als deze dames in de tram zit, zal ik mijn vriendin aanstoten en zeggen: 
“Ik zal niet weer aankomen met een foto maar wat ben ik toch blij met mijn stekkie, nog drie dagen…dan mag ik weer!”

dinsdag 8 december 2015

Jonge Blom

“Zo! Jij bent er ook weer lekker vroeg bij!” zegt ze met plat Haags accent. Ze sluit de deur achter zich en laat zich met een zucht op het bankje vallen. Ze haalt haar handdoek en badpak uit haar tas voor de Aqua Fitness les die we straks gaan krijgen.

“Ja lekker hè?” zeg ik terug. “Ik sta graag vroeg op dus half negen is een prima tijd voor mij!”
“Ach ja kind, dat deed ik vroeger ook toen ik zo jong was als jij en in de kleine kinderen zat,”ratelt ze verder. “De meiden van jouw leeftijd rennen zich rot. Van huis naar carrière, van de kinderen naar verplichtingen. Ik vind het al knap dat jij tijd hebt om trouw te gaan sporten!”

Even later liggen we in het koude water. Er sluiten vier andere vrouwen bij ons aan en we laten ons flink afmatten door de instructeur. Mijn gedachten dwalen af naar het gesprek van zojuist. Ze ging er vanuit dat mijn dagen gevuld zijn met drukten. Ze dacht dat ik van hot naar her ren en altijd bezig ben met verplichtingen. Ik knikte naar haar, alsof ik het beaamde.

Druk?
Ze moest eens weten..…

Soms zijn er dagen dat de uren voorbij kruipen. Dat ik naar de klok kijk en besef dat er maar vijf minuten zijn verstreken. Dat de middag over glijdt in de avond zonder enige activiteit. Dagen dat ik mij lang niet zo sterk en fit voel als nu, hier liggend in het zwembad. Dat zijn de dagen waarop ik niemand onder ogen kom. Hooguit mijn digitale lotgenootjes van achter de laptop. Wat grappen, grollen of ervaringen delend terwijl mijn lijf pijn heeft en rust opeist.

“Kom op Blondie!” roept de Aqua Fitness instructeur naar mij “Je bent de jongste, laat eens even zien hoe sterk je buikspiertjes zijn! Tien keer met de bal tussen je benen en gebogen knieën jezelf  aan de kant optrekken!”
Ik sta in dubio. Laat ik mij opzwepen door zijn uitspraken? Mijn winnaars mentaliteit wilt graag laten zien wat ik kan. Maar er zit ook angst en twijfel. Met mijn buik moet ik dit niet doen. Na de vele operaties en complicaties ligt een breuk in mijn buik op de loer. Dat kan de instructeur natuurlijk niet weten.

“Sorry hoor, ik pas even!” roep ik vrolijk terug terwijl ik van binnen ineen krimp van schaamte.
“Aaahh, dat is jammer. Wie wilt het wel voordoen in plaats van onze jonge blom?” roept hij guitig naar de groep. 

Jonge blom?
Hij moest eens weten….

Soms zijn er dagen dat ik mij af vraag hoe ik mijn bed uit moet komen. Via mijn linkerzij? Traag rollend? Of snel opstaan door de pijn heen? Vervolgens blijf ik dan een uurtje langer liggen totdat ik het lef heb er uit te gaan. Hoe, maakt dan eigenlijk niet meer uit. Geen enkele houding is dan plezant. Daarna glijd ik van Dr Phill Koffietijd in. Naast mij een verse kop koffie en een plakje kruidkoek. Niks jonge blom. Op zulke dagen voel ik mij stok oud.

“Ooh wat was het weer zalig” kreunt een oudere dame na afloop.“Dertig jaar te laat mee begonnen maar dit neemt niemand mij meer af.” We stappen samen de sauna in om ons te laten omarmen door de warmte.
‘Kijk, dat voordeel heb ik dan weer wel’ denk ik bij mijzelf als de infrarood stralen mijn zere bekken bereiken ‘ik ben niet dertig jaar te laat begonnen. Ik kan in de komende jaren hopelijk nog veel bereiken met mijn haperende lijf!’

Zo groeit mijn trots en zelfvertrouwen. Zo ben ik weer een ochtend doorgekomen. 
Ook al zal ik de rest van de dag in rust door moeten brengen en zal de klok langzaam vooruit tikken: Dit neemt niemand mij meer af! 
Overmorgen weer!

zondag 29 november 2015

Chanel No.5

Stokstijf sta ik stil. Ik kijk, bijt op mijn lip en staar. Ik sta stil voor haar kast. Mijn ogen glijden van de onderste plank waar haar schoenen staan, naar de hangers met het mantelpakje. Op de plank daar boven blijven mijn ogen rusten: parfum Chanel No.5. Verder is de kast leeg.


‘Is dit het dan?’ vraag ik mij af. ‘Is dit hoe een leven eindigt? Is dit wat er over blijft voordat je tot stof vergaat?’ Ik kijk verdwaasd om mij heen. Mijn blik gaat door de bijna lege kamer. In gedachte zie ik de plek waar oma haar stoel voor het raam stond. Ze verslond honderden boeken, daar zittend in haar stoel voor het raam. Nu is haar boekenkast leeg. De keuken waar altijd en eeuwig die kleine aardappeltjes op het gasfornuis stonden. Klaar om geschild te worden. Kokend in een pannetje voor de maaltijd of afkoelend voor de volgende dag om op te bakken. Met daarnaast de zelf gehaakte pannenlappen. Nu is haar keuken leeg. De antieke klok staat verlaten in een hoek. Klaar om opgehaald te worden door de boedelkoper. Hij tikt niet meer.

Oma heeft vorige week palliatieve zorg indicatie tien gekregen. Dit betekent dat ze terminaal is en hoogstwaarschijnlijk niet meer lang te leven heeft. Ze zal haar dagen slijten op een kamertje van het verzorgingshuis. Wij ruimen haar woning leeg. We hebben geen haast want oma is er gelukkig nog. Alle kledingstukken, antieke kopjes en tekeningen die wij als kind gemaakt hebben gaan door onze handen. We lachen, we huilen en halen herinneringen op aan vroeger.

“Weet je nog, als we met kerst bij haar gingen eten deden we dat van dit tafelkleed” zegt mijn zus terwijl ze een keurig gevouwen kleed uit de kast haalt.
“Ja, en we aten altijd bloemkool met nootmuskaat!” zegt mijn andere zus nuchter.
“En boontjes. En rozijnen door de gehaktbal.” Maak ik haar zin af.
We glimlachen om de herinneringen van dertig jaar geleden. Het tafelkleed gaat in de bewaardoos. Hoogstwaarschijnlijk eten we deze kerst van het dierbare kleed. Waarschijnlijk zonder bloemkool of boontjes maar wel met oma in gedachte. Ook de kledingkast wordt leeg geruimd. Een stapel truien voor de buurvrouw. Een stapel linnengoed voor de kringloop. Een grote zak voor het goede doel en tientallen schoenen voor de schoenencontainer. Alles wordt geruimd.

Vandaag maak ik een laatste ronde door het bijna lege huis. Mijn blik blijft rusten op haar kast. Ik open de deur en sta oog in oog met haar schoenen, haar mantelpakje en parfum. Haar laatste bezittingen. Het hangt klaar voor haar naderende dood. We hebben uitvoerig besproken hoe ze haar uitvaart wilt en wat ze wilt dragen. Dit is het geworden. Het pakje wat ze droeg toen mijn zus drie jaar geleden trouwde. Een vreugdevolle dag waar ook zij een beetje in het middelpunt stond. Waar het prachtige nummer van Claudia de Breij werd gezongen ‘Mag ik dan bij jou’.

En zo sta ik hier. Voor die bijna lege kast. Met het laatste couplet van Claudia de Breij in mijn hoofd:
“Als het einde komt,
En als ik dan bang ben,
Mag ik dan bij jou?
Als het einde komt,
En als ik dan alleen ben,
Mag ik dan bij jou?”

Ja Oma, als uw einde komt en als u dan bang bent mag u bij mij. Als uw einde komt en als u dan alleen bent, mag u bij mij. In uw mantelpakje, geurend naar Chanel No.5.

Net als drie jaar geleden op de bruiloft in het middelpunt…maar dan anders….

woensdag 18 november 2015

Vuurwerk

“Mama, is dat vuurwerk op tv? Vuurwerk voor sinterklaas omdat hij met de boot is aangekomen?”
Het ontbijtnieuws staat aan. Nederland wordt wakker. Mijn nichtje zit in haar Frozen shirt met een boterhammetje voor de tv terwijl mijn zus haar lange blonde haren vlecht. Een idyllisch maar doodgewoon tafereeltje wat zich afspeelt in veel huiskamers op deze vroege morgen. Inderdaad doodgewoon…


Wat moet zij antwoorden?
“Nee schat, dat zijn mensen die elkaar dood maken. Het is oorlog zegt de baas van Frankrijk dus zij schieten op elkaar”. Is dat wat je op deze morgen tegen je vierjarige dochter moet zeggen? Of ga je mee in haar wereld vol onschuld omdat je haar blauwe oogjes die vol verwachting naar de Parijse daken kijken wilt laten geloven dat sint daar loopt. Sint met zijn pieten op de daken. Vuurwerk om het te vieren.


De ochtend ontwaakt met terreur in Parijs. Social media wordt overspoeld met angst, meningen, wijsheden, tegenstrijdige reacties en mensen die zich boos maken. De een boos op het westen of ISIS, de ander boos op Amerika en weer een ander boos op de kogel die haar geliefde afgelopen weekend trof. Ik zie het met lede ogen aan. Ik lees mij in op Wikipedia omdat ik niet begrijp hoe het nu precies zit met Syrië. Omdat ik niet snap wie nu gelijk heeft. Maar ook Wikipedia kan mij hier niet bij helpen. Het is zo complex dat ik mij maar richt op mijn eigen gevoel en vrees. Ik weet de oplossing niet dus ik verkondig hem ook niet.

Enkele uren later zit ik aan tafel met mijn andere nichtje. We hebben zojuist een verse smoothy gemaakt met vijf gekleurde rietjes er in. We doen alsof het feest is. K3 dreunt door de speakers met hun favoriete song ‘van Afrika tot in Amerika’. Was iedereen maar zo blij van Afrika tot in Amerika, denk ik bij mijzelf. Terwijl ik de knakworstjes op haar boterham in stukjes snijd blijkt ook zij iets opgevangen te hebben van het terreur in de wereld.
“Carlijn, mijn oom is toch politie?”
“Ja schatje, dat klopt.”
“Ik heb dat op school verteld en ik heb verteld dat hij alle boeven in Parijs kan vangen want mijn oom is heel groot en sterk.”
Mijn hartje bloedt. Lief kind, hoe kan ik jou vertellen dat de grote spieren van jouw oom niet helpen tegen bomgordels? Dat een granaat ook haar stoere oom als een veertje weg zal blazen?
“Ja lieverd! Goed idee van jou. Laten we hem naar Parijs sturen.” Zeg ik enthousiast.
‘Alsjeblieft niet’ denk ik er direct achteraan. ‘Laat hem hier, veilig in ons dorp.’

Als de kinderen weer naar school zijn open ik de ene na de andere nieuws app. Ik wil weten wat er speelt, waar wij Nederlandse burgers aan toe zijn. Als ik even later in de bus zit ben ik mij bewust van mijn zitplaats. Hoe zien de mensen er uit om mij heen? Zie ik verdachte personen? En zo nee, hoe zouden die er dan uit moeten zien? Waar is de nooduitgang? Kan ik makkelijk wegkomen? Moet ik mijn hakken alvast uit doen zodat ik beter kan rennen? Kortom; ik ben alert, of liever gezegd angstig. Precies zoals de daders zouden willen.

‘s Avonds worden de amateur beelden van de schoten in Parijs herhaald. Mijn gedachten gaan weer terug naar de opmerking van mijn nichtje. Vuurwerk voor sinterklaas. Ik neem een besluit om mijn angst naar de achtergrond te drukken: Mijn kop gaat de komende weken terug in het zand. Ik zing uitbundig met sinterklaasliedjes mee:  ‘Hoor wie klopt daar kinderen, hoor wie klopt daar kinderen’.
Het is de sint. Of zijn pieten. Maar nooit de IS-strijder. Nee, die klopt niet op de deur. Die kan het niet zijn. Die steekt vuurwerk af voor de sint.


maandag 16 november 2015

Om vier uur

‘Het gaat vandaag gebeuren’ lees ik in mijn scherm.
Ik ken haar niet maar denk aan haar want vandaag gaat ze dood. Sofie zal vandaag haar laatste adem uitblazen. Mijn vriendin laat het mij weten via een whats app bericht. Vier woordjes. ’Het gaat vandaag gebeuren’. Woordjes die bij haar dierbaren het leven op zijn kop zullen zetten.

Ik denk aan haar kinderen. Pubers die vanaf morgen een leven zonder hun mama moeten leven. Examens, de eerste verliefdheden, studeren, uit huis  en uiteindelijk het gemis van een oma als ze zelf ouder worden. Hoe kun je als dertienjarig meisje de dag doorkomen als je weet dat straks, rond een uur of vier, de dokter met het spuitje zal komen? Hoe kun je dealen met het feit dat mama er straks niet meer is? Nog eenmaal haar kamer in. Haar magere gezicht strelen, de knokige handen en de vreemde geur opsnuiven die al dagen rond mama hangt. De borstkas die zachtjes op en neer deinst zal straks niet meer bewegen.

En dan haar zoon. Ouder, gesloten en boos. Raast in de vroege morgen weg op zijn scooter. Wilt er vanmiddag niet bij zijn.  Zijn moeder is in zijn ogen al maanden dood. Vanaf de dag dat de kanker door haar lichaam denderde was hij zijn vrolijke, altijd neuriënde moeder al kwijt. Hij raast naar de zee en ploft in de duinen. Zijn iPod aan, de beat dreunt in zijn oren.  Hier zal hij vandaag blijven. Hij wilt niet terug naar huis, het huis waar straks zijn dode moeder ligt. De bittere tranen op zijn wangen worden weggevaagd door de ijzige wind.

Haar beste vriendin aan haar zijde. Dag na dag, nacht na nacht. Ze blijft maar praten over hun geleefde vriendschap. Ze kwebbelt zachtjes over de vrolijke avonturen die zij hebben beleefd. Ze kan een glimlach niet onderdrukken.  Maar Sofie glimlacht niet meer terug. Al weken niet. Sofie slaapt. Om de pijn niet te hoeven voelen.

“Ben je er nu al weer?” vraagt de wijkzuster die binnen komt op zachte lieve toon. De deur wordt achter haar gesloten.
“Alweer? Ik ben er nog steeds geloof ik. Ik kan niet weg. Het lukt gewoon niet. Ze mag nu niet alleen zijn. Ze moet weten hoe fijn onze vriendschap was. Ze moet weten hoeveel iedereen van haar houdt. Straks komt haar familie. Dan zal ik naar huis gaan om mij op te frissen voor vanmiddag. Vanmiddag vier uur.”


Ik zit thuis op de bank. Ik ken haar niet maar mijn gedachten zijn bij haar. Hoe moet het voelen om te weten dat je zal sterven zonder je kinderen op de rit achter te laten? Hoe kun je berusten in de dood als je weet dat je taak nog niet is volbracht? Hoe kan een moeder loslaten als haar kroost nog aan haar hangt? Ik krijg het benauwd bij de gedachte. Ik word onrustig en voel haar pijn, haar strijd. Ik kijk naar de klok. Over zes uurtjes komt de dokter en is de keiharde strijd voorbij. Gelukkig voor Sofie. Voor de rest gaat het dan pas beginnen. 

Leven na de dood

Wanneer ik haar ziekenhuiskamer binnen kom ligt ze daar. Wit en bleek, met haar hoofdje naar het raam gedraaid. Ik buig mij stil over haar heen. Haar ogen zijn gesloten en haar wangen ingevallen.
“Dag omaatje, ik ben er. Carlijn.”
Ze blijft stil liggen en plots besef ik mij dat ze niet beweegt. ‘Ooh jee, misschien is ze wel dood’ schiet er door mijn gedachten. Op dat moment beweegt ze haar schouders, er trekt een pijnlijke grimas over haar gezicht en ze hapt naar adem. Een ruisende piepende ademhaling komt op gang. Wanneer ze mij ziet glimlacht ze. Ze wijst naar haar zuurstofmasker. Ik plaats hem op haar gelaat.
Zo zitten we tien minuten te zwijgen terwijl de vernevelaar zijn werk doet. Haar magere borstkastje deinst op en neer en haar wangen krijgen langzaam weer wat kleur.
Mijn gedachten gaan terug naar vijfentwintig jaar geleden. Als meisje van tien was ik maar wat trots op mijn stoere oma. Want ik, IK had een oma die aan de andere kant van Nederland woonde. Een oma waar ik in de vakanties logeerde en waar ik helemaal alleen met de trein naartoe mocht. Ik had een oma die modeshows liep en die helemaal alleen met haar autootje op vakantie ging. Mijn oma ging mee naar zwemparadijzen. Mijn oma vroeg niet alleen mij maar ook mijn vriendinnetjes te logeren. Voor mijn oma was niets te gek en iedereen was jaloers op MIJN oma.
En nu ligt oma hier. Na diverse heupoperaties, gevolgd door hartinfarcten en een fikse longontsteking er overheen. Uiteindelijk de respectabele leeftijd van eenennegentig jaar er bij opgeteld geeft dit als resultaat. Mijn stoere sterke oma is plots een broos omaatje geworden.
Zodra het masker af kan en zij weer iets is opgelapt pakt ze mijn hand. Zachtjes spreekt zij.
“Ik wil graag met je praten. Over mijn uitvaart. De dood kan zomaar komen. Er moeten afspraken gemaakt worden.”
Bijna zakelijk praten we het komende uur over haar wensen. Over haar lievelingsmuziek en over haar heel oude vrienden die nog leven en een uitnodiging moeten krijgen. Ze maakt zich zorgen over haar meubels en wat daar mee zal gebeuren. Die kast kostte ooit tenslotte vierduizend gulden!
“Sorry oma, die kast kan echt niet met u mee maar we kunnen u wel in die kast begraven.” Oma grinnikt zachtjes.
Nadat alles op papier staat en ik haar diverse malen heb beloofd een goede antiquair te zoeken voor haar klok kijkt ze mij peinzend aan.
“Lief kind, zeg jij eens. Wat denk jij na al het leed wat jij na jouw eigen ziekte hebt gehad. Is er denk je leven na de dood?”
Ik sta perplex van haar directe vraag maar ben tevens geraakt. Ze is eenennegentig jaar oud en heeft altijd vast gehouden aan het leven. De oorlog en wederopbouw meegemaakt. De komst van telefonie, televisie, auto’s en computers. Haar man overleefd en een kind verloren. Strijdlustig en vol levenslust in het leven. Maar nu glipt het leven langzaam door haar vingers en nadert de dood. Nu het leven geen toekomstperspectief meer heeft hoopt zij het te hervinden na haar dood.
“Ik weet het niet oma. Ik denk het eerlijk gezegd niet. Wat denkt u zelf?”
Ze inhaleert zo diep mogelijk met de vijfendertig procent die haar hartje het nog doet. Ze kucht. Ze hapt naar adem als een visje op het droge. Overmant door de emotie.
“Zou het niet fantastisch zijn…. zou het niet heerlijk zijn als opa op mij wacht….daar ergens, op een wolk, in zijn mooie trouwpak?”
Hoopvol kijkt zij mij aan.
“Nou, dat denk ik eerlijk gezegd niet oma. Opa is al bijna dertig jaar dood en heeft altijd een jongere vrouw aan u gehad. Wat moet hij nu met u, als u daar als eenennegentig jarige en verrimpeld opeens aan de poort verschijnt? Hij zal zich een hoedje schrikken?”
Mijn oude rimpelige oma barst in lachen uit. Ze giert om mijn grap. Haar longen piepen, haar hartje raakt op drift van inspanning maar op haar gezicht breekt een grote lach door. Ze grijpt met haar hand naar de borst en even denk ik dat ze lachend ten onder zal gaan. Terwijl ze na hijgt en weer reikt naar de nevelkap knijpt ze zachtjes in mijn hand.
“En toch” fluistert ze zacht “Toch hoop ik op leven na de dood. Dat maakt dit allemaal iets minder doelloos.”
Op de terugweg naar huis kan ik een glimlach niet onderdrukken. In gedachte zie ik mijn oude verrimpelde hijgende omaatje bovenop die wolk. Met aan haar linkerzijde mijn jonge opa in zijn zwarte trouwpak. Weer innig verliefd nu zij elkaar hervonden hebben.

Knuistje

“Kijk, ik ben eindelijk zwanger!” Trots kijkt ze mij aan. Mijn ogen glijden van haar gezicht, langs haar volle borsten naar beneden en blijven steken op haar grote bolle buik . Strak gespannen in een t ’shirt waar op staat ‘Nog effe wachten’.

“Ja ik zie het. Gefeliciteerd. Hartstikke leuk joh! Hoe lang moet je nog?”
“Nog vier weekjes. We krijgen een meisje en als ik eerlijk ben kan ik niet wachten tot het moment dat ze een jaar is, haar knuistje in mijn hand vouwt en mij mama noemt. Eindelijk zal iemand mij mama noemen!”

Ik zie het tafereeltje voor mij. Ik slik. Inwendig vloek ik. Kut! Ik wil ook zo’n knuistje. Ik slik nogmaals. Overdonderd door de plotselinge emotie en jaloezie die mij overvalt.
Ik tover een glimlach op mijn gezicht.
“Nou meid, ik wens je veel geluk. Ik ga even naar de bar, nog een biertje halen. Doei!”
Aan de bar verstompt het geluid van de mensenmassa die dit festival met zich mee brengt. De harde beat van de band op het podium hoor ik even niet. Ik zie steeds dat knuistje op mijn netvlies. Dat knuistje en twee felblauwe oogjes die omhoog kijken en om mama vragen.
Ik bestel twee biertjes en staand aan de bar sla ik met grote slokken het eerste achterover. Ik voel mij boos. Boos op mijzelf dat ik nog steeds overvallen kan worden door het verdriet van mijn kinderloosheid. Boos op mijzelf dat ik jaloezie voel over andermans geluk. Zo wil ik niet zijn. Maar ik voel ook verdriet. Verdriet over een leegte die toch altijd ergens sluimert. Het blijft soms onverwacht steken dat ik dat knuistje nooit zal voelen, dat ik nooit iemands mama zal zijn.

“He, kijk nou, Carlijn, dat is lang geleden. Jezus wat zie jij er weer goed uit na al die jaren dat ik je ziek voorbij zag strompelen.” Hij slaat mij vriendschappelijk maar hard op mijn schouder en kijkt mij met een joviale glimlach aan.
Ik lach luid om zijn eerlijkheid. “Dankjewel Brian. Hoe gaat t met jou, dat is lang geleden!”
“Ooh goed hoor. Kben effe stiekem weggevlucht thuis. Gek werd ik van die koters. Geen minuut rust en mijn vrouw is alleen maar in de weer met krijsende smekende en zeurende kinderen. Wordt zij ook geen leuker mens van! Ppff , ben blij dat ik effe een biertje kan komen drinken hier. Twee weken Frankrijk achter de rug. Veertien uur gekrijs en gezanik op de achterbank. Snoepjes, spelletjes, computers, alles was mee maar niks was goed genoeg.”

Ik kan een glimlach niet onderdrukken. Denk terug aan de zalige zomervakantie die wij in Italië hebben gehad. Samen met mijn man. Zomerjurkje, slippertjes en wapperende haren terwijl het dak van de gehuurde auto open stond. De radio die een Italiaanse sopraan liet horen. In alle rust en stilte met de auto door Toscane rijdend. Mijn man tevreden achter het stuur met zijn stoere krachtige kop. Een hand op mijn knie, soms speels kruipend omhoog, gevolgd door een knipoog. Alsof we danste over de velden van Siena. Stoppend bij ieder wijnboertje. Met een kofferbak heerlijke flesjes wijn terug naar het hotel waar we loom vrijend de dag afsloten.

Langzaam word ik mij weer bewust van de omgeving. De gitarist die zijn gejengel laat horen, de mensen die mee schreeuwen, de bierlucht in mijn neus.
Ik kijk Brian glimlachend aan. Ga op mijn tenen staan en geef hem spontaan een zoen op zijn wang.
“Dankjewel Brian. Bedankt voor je relativerende woorden. Ik voelde mij zojuist even hartstikke rot maar je hebt mij enorm opgevrolijkt.”
Brian, aardig onder invloed, kijkt mij verbaasd aan. “Ik? Cool! Nou, graag gedaan hoor!”
Ik laat mijn biertje staan. Loop door de menigte naar de dansvloer. Ik begin te dansen en voel mij vrijer dan vrij en bovenal gezond en gelukkig. Ik besef mij dat geluk niks met wel of geen kinderen te maken heeft. Een gelukkig leven maak je zelf en ik heb het gefikst. Na veel verdriet en teleurstelling kan ik oprecht zeggen dat ik ook zonder dat kleine knuistje in mijn hand een gelukkig mens geworden ben.