Naast mij staat een wat smoezelige vrouw van rond de veertig
jaar oud. Blonde slierten vettig haar zijn in een staartje samen gebonden. Gele
wallen rondom haar ogen. Een grauwe huid. Haar grijze joggingpak vertoont
vlekken en is enkele maten te groot. Automatisch klem ik mijn handtas wat
dichter tegen mij aan.
“Ik woon in een blijf van mijn lijf huis met mijn kindje van
twee jaar. Ik moet het eten daar betalen maar heb geen geld. Heeft u wat klein
geld voor mij?”
Ik bekijk haar nog eens van top tot teen. Mijn voorgevoel
zegt dat ze zeker geen eten zal kopen van het kleingeld maar dat het regelrecht
naar een halve liter bier zal gaan.
“Nee sorry, ik heb geen kleingeld bij mij.” Ze schuifelt door naar de volgende persoon die ook gehaast
nee zegt. De dame die ze daarna aan spreekt negeert haar volkomen, ze is te
druk bezig met het scherm van haar Iphone. Ik sta te wachten op mijn vriendin die iets verlaat is en zo
wil het gebeuren dat ik de smoezelige dame tien personen aan zie spreken. Alle
tien wimpelen haar af. Ze wordt niet opgemerkt in het straatbeeld. Als iemand
haar wel hoort dan wordt ze genegeerd. Het raakt mij tot op het bot.
Hoe diep moet je zinken voordat je bedelt op straat? Wat
moet er gebeuren in een mensenleven voordat je jezelf zo verlaagt dat dit het
doel van je dag wordt? Mensen lopen gehaast langs haar heen. In dure kleding,
met volle boodschappen tassen. Hun blik gericht op hun telefoon of met muziek
in de oren. Geen contact mogelijk. Als zombies door de winkelstraat. De smoezelige dame komt weer naar mij toe geschuifeld.
“Ik heb je even staan bekijken als je het niet erg vindt,”
zeg ik voorzichtig, “Het gaat mij aan het hart dat je zoveel moeite moet doen
voor een maaltijd en dat iedereen als een zombie aan je voorbij loopt.” Haar
blik wordt helderder. Haar ogen kijken mij vragend aan.
Dank u mevrouw,” zegt ze zachtjes. “Dank u wel dat u mij
ziet, echt ziet. Dat is lang geleden.” Een traan rolt vanuit haar ooghoek over
haar wang. Ik zou haar in mijn armen willen nemen als gebaar van
menselijkheid. Ik wil haar wat van mijn warmte geven. Vertrouwen geven en zeggen dat het vast allemaal wel goed komt. Maar is het niet een beetje gek als ik hier op
straat deze smoezelige vrouw ga staan knuffelen? Ik strijk met mijn hand over
haar wang. Ik neem een tissue uit mijn zak en dep haar tranen. Door mijn gebaar
gaat ze nog harder huilen.
“Ik had alles wat iedereen hier heeft maar ik ben het
verloren. Ik heb zoveel fouten gemaakt.”
“Sstt, stil maar. Het geeft niet wat je hebt gedaan. Je bent
een goed mens, daar gaat het om."
“Ja denkt u dat, mevrouw?”
“Ik weet het wel zeker en weet je....dit is voor jou. Doe er
mee wat je wilt. Koop een maaltijd, een six pack bier of desnoods een mooie
lippenstift voor jezelf”
Ik duw haar tien euro in haar handen. Ze kijkt er zwijgend
naar, bijna beschaamd. Weer vullen haar ogen zich met tranen.
“Dank u. Zo enorm
dank u wel.” Ze schuifelt verder. Geen idee wat ze met het geld gaat doen.
Het doet er ook niet toe. Hopelijk heb ik haar een stukje vertrouwen in haar
toekomst kunnen geven, al is het maar voor een minuut. En wat doet het mij goed
om mij geen zombie in de winkelstraat te voelen die haar niet opmerkte.
'Beste onbekende smoezelige mevrouw. Bedankt voor onze ontmoeting. Je hebt geen idee, maar onze
ontmoeting heeft mijn kijk op de wereld weer even doen veranderen. Het ga je
goed!'