“Ik nooit eerder bang geweest zo erg mevrouw!”
Zijn gitzwarte
ogen kijken mij aan. Ik kijk rechtstreeks zijn ziel in. Zie voor mij hoe hij
daar zat. Op die overvolle boot.
Ruim een jaar geleden woonde hij nog in Syrië. Hij bezat een
eigen huis. Woonde daar met zijn vrouw en dochtertje. Iedere morgen vertrok hij
met veel plezier naar zijn werk als directeur van een groot ziekenhuis. Tot die
ene dag alles veranderde. Er werd hem opgedragen dat hij niet langer mensen met
een bepaald geloof mocht behandelen. Dit druiste in tegen alles waar hij voor
stond. Hij weigerde. Dreigementen volgden. Dreigementen die zo ernstig waren dat
er maar een ding op zat: vluchten.
In gebrekkig Nederlands en Engels heeft hij mij het
afgelopen uur zijn verhaal verteld. Na alle honderden, duizenden verhalen uit
de media die ik eerder heb gehoord knalt dit verhaal bij mij binnen. Echter.
Heftiger. Omdat hij hier zit. Lijfelijk naast mij. Met angst en hoop in zijn
ogen.
Ik ben vanavond uitgenodigd door de Rotterdamse gemeente
voor een galadiner van het Rode Kruis. Het zou een avond voor chronisch zieke
jongeren uit de gemeente worden. Ik was vanuit mijn vrijwilligerswerk van
StomaJONG uitgenodigd om aan te schuiven. Bij binnenkomst bleek er een fout te
zijn gemaakt. Ze waren mij vergeten af te bellen. De avond voor chronisch zieke
jongeren was niet door gegaan. Als alternatief hadden ze tachtig vluchtelingen
uitgenodigd die hun inburgeringscursus succesvol hadden afgerond. Excuses aan
mij dat ik nu voor niks was gekomen. Om het goed te maken mocht ik alsnog
aanschuiven bij het diner. Dat wilde ik maar wat graag. Ik houd van onverwachte
mooie ontmoetingen en verrassingen. Enkele minuten later zat ik aan een mooi
gedekte tafel met een Pakistaan, een Ethiopiër en enkele Syriërs.
“Jij ziet uit als engel,” zegt een gitzwarte vrolijk kijkende Ethiopiër naast
mij. Zijn hand strijkt over mijn blonde haar. Ik kan een glimlach niet onderdrukken.
Dit is heel wat anders dan de avond die ik vooraf in gedachten had. Het
voorgerecht wordt opgediend. Diverse soorten vis met groenten. De vluchtelingen
blijven de rauwe tonijn en kappertjes onhandig heen en weer schuiven op hun bord. Niet wetende wat het is en wat ze moeten doen met die bonken vis en
groene knikkers.
De Syrische ziekenhuisdirecteur vervolgt zijn verhaal.
“Boot was vol. Zo vol. Boot schommelen hele reis. Mensen
springen uit boot omdat ze bang zijn. Kinderen huilen en na dagen steeds meer
stil door honger en dorst. Oude mevrouw hartaanval maar ik niet helpen. Boot te
vol en kon niet komen bij haar. Ik zat op volle schommelen boot en alleen maar bidden en hopen. Hopen een boot
zou ons redden. Alleen maar bidden dat overkant zou halen.”
Hij vertelt hoe hij vervolgens werd gered uit zee. Hoe ze
daarna de wekenlange tocht maakte naar Nederland. Het land waarvan in Syrië was
beloofd dat ze hier welkom zouden zijn. Waar hij direct een baan en huis zou
krijgen. Er was hem verteld dat wij
Nederlanders hun vol liefde op stonden te wachten. En zodra het vrede in zijn
land zou zijn kon hij gewoon weer terug. Dat was hem beloofd. Dat vooruitzicht
maakte zijn bittere tocht draaglijk.
“Ik durf niet Nederlanders in ogen kijken. Ik altijd voorrang
geven. Ik buigen. Ik opstaan in bus voor Nederlanders. Ik heel snel taal gaan
leren.”
“Maar waarom dan?” vraag ik zachtjes vol verbazing.
“Nederlanders mijn niet hier willen hebben. Ik altijd lezen
over in krant. Ik niet welkom. Ik voel dat altijd. Mensen mij niet aardig. Maar
ik nu niet terug kunnen. Niet veilig voor mij. Maar ik beloof ik terug ga als
ik kan. Echt. Geloof mij!”
Hij smeekt bijna. Alsof hij mij wilt overtuigen van
zijn oprechtheid. Ik ben geraakt door deze onbekende man en zijn kwetsbaarheid.
“Ik mis mijn werk. Ik nu werken in wasserette van
ziekenhuis. Ook leuk mensen helpen maar anders dan werk in Syrië.”
Ik staar naar het kaarsje voor mij op tafel. Overvallen door
een soort pijn en verdriet. Ik probeer mij voor te stellen hoe het voor hem
moet voelen om te degraderen van ziekenhuisdirecteur naar de wasserette. Hoe
het moet voelen als je je nergens welkom voelt. Zijn land, zijn trots, zijn
veiligheid en vertrouwen heeft hij achter moeten laten. Zijn toekomstbeeld is
onzeker. Zijn angst om zijn achterblijvende familie die niet mee kon of durfde is
enorm.
Zie hem zitten….aan deze mooi gedekte tafel. Hij heeft als enige
een leeg bord. Ook hij gruwelde van de rauwe tonijn en kappertjes maar hij at
het op. Omdat hij niet ondankbaar over wilde komen. Omdat hij vindt dat hij zich
aan moet passen. Omdat hij niet wilt dat wij Nederlanders iets van hem vinden.
Omdat hij laat zien dat hij zijn best doet. Desnoods door het eten van rauwe
tonijn en kappertjes.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Beste onbekende Syriër.
Kijk mij en iedereen die je ontmoet vanaf nu alsjeblieft recht in de ogen
aan. Voel je niet minder. Voel je welkom. Voel je weer trots. En voel je
alsjeblieft veilig in dit koude kikkerlandje. Ik hoop dat er een dag komt dat
je terug kunt naar je eigen land, huis, familie en ziekenhuis. Niet omdat je
hier niet welkom bent, maar omdat je daar zo ontzettend gelukkig was……