‘Het gaat vandaag gebeuren’ lees ik in mijn scherm.
Ik ken haar niet maar denk aan haar want vandaag gaat ze
dood. Sofie zal
vandaag haar laatste adem uitblazen. Mijn
vriendin laat het mij weten via een whats app bericht. Vier woordjes. ’Het gaat
vandaag gebeuren’. Woordjes die bij haar dierbaren het leven op zijn kop zullen
zetten.
Ik denk aan haar kinderen. Pubers die vanaf morgen een leven
zonder hun mama moeten leven. Examens, de eerste verliefdheden, studeren, uit
huis en uiteindelijk het gemis van een
oma als ze zelf ouder worden. Hoe kun je als dertienjarig meisje de dag
doorkomen als je weet dat straks, rond een uur of vier, de dokter met het
spuitje zal komen? Hoe kun je dealen met het feit dat mama er straks niet meer
is? Nog eenmaal haar kamer in. Haar magere gezicht strelen, de knokige handen
en de vreemde geur opsnuiven die al dagen rond mama hangt. De borstkas die
zachtjes op en neer deinst zal straks
niet meer bewegen.
En dan haar zoon. Ouder, gesloten en boos. Raast in de
vroege morgen weg op zijn scooter. Wilt er vanmiddag niet bij zijn. Zijn moeder is in zijn ogen al maanden dood.
Vanaf de dag dat de kanker door haar lichaam denderde was hij zijn vrolijke,
altijd neuriënde moeder al kwijt. Hij raast naar de zee en ploft in de duinen.
Zijn iPod aan, de beat dreunt in zijn oren. Hier zal hij vandaag blijven. Hij wilt niet
terug naar huis, het huis waar straks zijn dode moeder ligt. De bittere tranen
op zijn wangen worden weggevaagd door de ijzige wind.
Haar beste vriendin aan haar zijde. Dag na dag, nacht na
nacht. Ze blijft maar praten over hun geleefde vriendschap. Ze kwebbelt
zachtjes over de vrolijke avonturen die zij hebben beleefd. Ze kan een glimlach
niet onderdrukken. Maar Sofie glimlacht
niet meer terug. Al weken niet. Sofie slaapt. Om de pijn niet te hoeven voelen.
“Ben je er nu al weer?” vraagt de wijkzuster die binnen komt
op zachte lieve toon. De deur wordt achter haar gesloten.
“Alweer? Ik ben er nog steeds geloof ik. Ik kan niet weg.
Het lukt gewoon niet. Ze mag nu niet alleen zijn. Ze moet weten hoe fijn onze
vriendschap was. Ze moet weten hoeveel iedereen van haar houdt. Straks komt
haar familie. Dan zal ik naar huis gaan om mij op te frissen voor vanmiddag.
Vanmiddag vier uur.”
Ik zit thuis op de bank. Ik ken haar niet maar mijn gedachten zijn bij haar. Hoe moet het voelen om te weten dat je zal sterven
zonder je kinderen op de rit achter te laten? Hoe kun je berusten in de dood
als je weet dat je taak nog niet is volbracht? Hoe kan een moeder loslaten als
haar kroost nog aan haar hangt? Ik krijg het benauwd bij de gedachte. Ik word
onrustig en voel haar pijn, haar strijd. Ik kijk naar de klok. Over zes uurtjes
komt de dokter en is de keiharde strijd voorbij. Gelukkig voor Sofie. Voor de
rest gaat het dan pas beginnen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten