Stokstijf sta ik stil. Ik kijk, bijt op mijn lip en staar.
Ik sta stil voor haar kast. Mijn ogen glijden van de onderste plank waar haar
schoenen staan, naar de hangers met het mantelpakje. Op de plank daar boven
blijven mijn ogen rusten: parfum Chanel No.5. Verder is de kast leeg.
‘Is dit het dan?’ vraag ik mij af. ‘Is dit hoe een leven
eindigt? Is dit wat er over blijft voordat je tot stof vergaat?’ Ik kijk
verdwaasd om mij heen. Mijn blik gaat door de bijna lege kamer. In gedachte zie
ik de plek waar oma haar stoel voor het raam stond. Ze verslond honderden
boeken, daar zittend in haar stoel voor het raam. Nu is haar boekenkast leeg. De
keuken waar altijd en eeuwig die kleine aardappeltjes op het gasfornuis
stonden. Klaar om geschild te worden. Kokend in een pannetje voor de maaltijd
of afkoelend voor de volgende dag om op te bakken. Met daarnaast de zelf gehaakte
pannenlappen. Nu is haar keuken leeg. De antieke klok staat verlaten in een
hoek. Klaar om opgehaald te worden door de boedelkoper. Hij tikt niet meer.
Oma heeft vorige week palliatieve zorg indicatie tien
gekregen. Dit betekent dat ze terminaal is en hoogstwaarschijnlijk niet meer lang
te leven heeft. Ze zal haar dagen slijten op een kamertje van het verzorgingshuis.
Wij ruimen haar woning leeg. We hebben geen haast want oma is er gelukkig nog.
Alle kledingstukken, antieke kopjes en tekeningen die wij als kind gemaakt
hebben gaan door onze handen. We lachen, we huilen en halen herinneringen op
aan vroeger.
“Weet je nog, als we met kerst bij haar gingen eten deden we
dat van dit tafelkleed” zegt mijn zus terwijl ze een keurig gevouwen kleed uit
de kast haalt.
“Ja, en we aten altijd bloemkool met nootmuskaat!” zegt mijn
andere zus nuchter.
“En boontjes. En rozijnen door de gehaktbal.” Maak ik haar
zin af.
We glimlachen om de herinneringen van dertig jaar geleden. Het
tafelkleed gaat in de bewaardoos. Hoogstwaarschijnlijk eten we deze kerst van
het dierbare kleed. Waarschijnlijk zonder bloemkool of boontjes maar wel met
oma in gedachte. Ook de kledingkast wordt leeg geruimd. Een stapel truien voor
de buurvrouw. Een stapel linnengoed voor de kringloop. Een grote zak voor het
goede doel en tientallen schoenen voor de schoenencontainer. Alles wordt
geruimd.
Vandaag maak ik een laatste ronde door het bijna lege huis. Mijn
blik blijft rusten op haar kast. Ik open de deur en sta oog in oog met haar
schoenen, haar mantelpakje en parfum. Haar laatste bezittingen. Het hangt klaar
voor haar naderende dood. We hebben uitvoerig besproken hoe ze haar uitvaart wilt
en wat ze wilt dragen. Dit is het geworden. Het pakje wat ze droeg toen mijn
zus drie jaar geleden trouwde. Een vreugdevolle dag waar ook zij een beetje in
het middelpunt stond. Waar het prachtige nummer van Claudia de Breij werd
gezongen ‘Mag ik dan bij jou’.
En zo sta ik hier. Voor die bijna lege kast. Met het laatste
couplet van Claudia de Breij in mijn hoofd:
“Als het einde komt,
En als ik dan bang ben,
Mag ik dan bij jou?
Als het einde komt,
En als ik dan alleen ben,
Mag ik dan bij jou?”
En als ik dan bang ben,
Mag ik dan bij jou?
Als het einde komt,
En als ik dan alleen ben,
Mag ik dan bij jou?”
Ja Oma, als uw einde komt en als u dan bang bent mag u bij
mij. Als uw einde komt en als u dan alleen bent, mag u bij mij. In uw mantelpakje,
geurend naar Chanel No.5.
Net als drie jaar geleden op de bruiloft in het middelpunt…maar
dan anders….