“Doe dan wat! Zeg iets! Help alsjeblieft!”
Ik kijk de tolk dwingend aan. Mijn blik schiet heen en weer
tussen het meisje en de tolk. Haar donkerbruine ogen staan vol tranen. Langzaam
rolt de eerste over haar vuile wangetje. In een voor mij onbekende taal vraagt
de tolk iets aan het meisje. Ze kruipt meer naar achteren op de houten bank. Ze
lijkt doodsbang. Haar lip trilt. Haar magere schoudertjes zijn hoog opgetrokken.
Ik vervloek mijzelf omdat ik haar taal niet spreek.
“Waarom is ze bang? Waarom zegt ze niks?” Vraag ik de tolk
wanhopig.
“Ik weet het niet. Ik kom anders straks wel terug. Er zijn hier
zoveel mensen waar ik op dit moment meer voor kan betekenen. Sorry. Het is
gewoon knetterdruk in dit vluchtelingenkamp.”
Hij beent weg. Mij zuchtend achter latend. Ik kijk hem na.
Ook hij doet gewoon zijn werk. Ook hij kan waarschijnlijk niet meer doen dan
dit. Plots voel ik een klein warm handje op mijn knie. Ik draai mijn gezicht naar
het kleine meisje. Haar donkere ogen kijken mij voorzichtig aan, haar hoofdje
schuin omhoog gedraaid. Haar verdriet lijkt even geweken. De angst in haar ogen
heeft plaats gemaakt voor nieuwsgierigheid. Ik neem haar kleine handje in mijn handen en buig wat naar voren. Zo zitten we daar, tegenover elkaar. Zij op
die grote houten bank, ik op een krukje voor haar. Ik heb geen idee wie haar
hier heeft gebracht. Laat staan dat ik weet welke schrijnende situatie zij
heeft meegemaakt. Haar vader of moeder lijkt niet in de buurt te zijn. Ze zit
hier alleen. Hooguit vijf jaar oud. Haar wereld bestaat uit een houten bank en
een vreemde mevrouw die haar taal niet spreekt.
Ik laat haar handje los en klop met mijn handen op mijn
schoot. Ze begrijpt wat ik bedoel. Waarschijnlijk deed haar moeder dit ook.
Daar ergens in een vreemd land vele grenzen verder. Ze komt langzaam overeind
en gaat met haar rug naar mij toe staan. Ik til haar op mijn schoot. Direct
vleit ze zich tegen mij aan. Ik ben geroerd, diep geroerd door dit kleine
magere meisje die smacht naar veiligheid. Ik buig naar mijn tas, schuif hem over
de grond naar mij toe en haal er een boekje uit. Een boekje van mijn nichtje wat
er toevallig nog in zat. Mijn nichtje die een huis, een warm bed en liefhebbende
ouders en familie heeft. Zij hoeft zich niet druk te maken over de onzekerheid
van haar toekomst. Zij leeft in een veilig land.
“Nijntje gaat op reis.” Lees ik zachtjes voor.
Ik sla de
kaft open. Ik neem het kleine onbekende meisje mee in de wereld van Nijntje en
haar avonturen. Het taalprobleem lijkt er niet toe te doen.
Nijntje doet niet
aan grenzen. Nijntje kent geen oorlog. Nijntje is niet bang.
Ze trekt haar knietjes op, haar vieze
duimpje gaat in haar mond.
Heel even laat ik haar vergeten waar zij is.
Lief
kind, ik wou dat ik je meer kon geven........
Mooi......
BeantwoordenVerwijderen